-
1 celebrate
v. vieren[ sellibreet]2 vierenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vieren2 prijzen ⇒ loven, roemen, huldigen3 opdragen♦voorbeelden: -
2 officiate
v. een ceremonie houden; dienst doen; fungeren als scheidsrechter (bij sport)[ əfisjie▪eet]2 officieel optreden/handelen♦voorbeelden: -
3 pontificate
v. pauselijke waardigheid bekleden; gewichtig doenpontificate11 pontificaat ⇒ het paus-zijn, (duur van een) pauselijke regering————————pontificate2 -
4 celebrant
n. celebrant, opdragen van de mis; feestvieren[ sellibrənt] -
5 officiation
n. het officeel optreden; het opdragen van de mis
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский